do 14 september
Ontmoet de cast van EX Theatergroep Suburbia
Waar hebben Hanne Arendzen, Alejandra Theus, Ali-Ben Horsting spijt van?
Wat is het Zuilens Fanfare Corps?
‘’Het Zuilens Fanfare Corps is van oorsprong een dorpsfanfare, Zuilen was een dorp en trok later bij de stad Utrecht. Nu zijn we dan ook het enige stadsfanfare van heel Utrecht. We zijn best gegroeid de afgelopen tien jaar. We hebben geen leerlingenorkest dus moeten we onze instroom ergens anders vandaan halen. Jonge muzikanten uit de stad halen is lastig, omdat jongeren honderdduizend andere dingen te doen hebben in de omgeving. We hebben nu een grote instroom vanuit de net afgestudeerden uit de stad, die na hun studie weer een oude hobby willen oppakken. Dat maakt het best een jonge club van in totaal 62 leden van 18 tot en met 78 jaar. Dat geeft de diversiteit van de club aan, er zitten ook echt Zuilenesen in, mensen uit Utrecht, maar ook uit Friesland en een groep uit het oosten van het land.’’
Spelen jullie de projecten die jullie doen met de hele club van 62 leden of zijn er ook projecten waar minder leden meedoen?
‘‘We hebben wel ensembles voor speciale gelegenheden en die worden dan ook afgestemd op wat er nodig is, maar de hoofdmoot is het grote orkest. We doen meerdere projecten per jaar dit jaar hebben we een fanfare-roots concert met andere muziekgenres, afgelopen jaar hebben we rappers gehad en jonge trompettisten. Daarnaast hebben we een fanfare roots-orkest, met dat orkest gaan we naar een festival of een wedstrijd, we spelen dan vaak uitdagende muziek.’’
Wat maakt die muziek uitdagend?
‘‘Het afgelopen fanfare-roots concert hebben we bijvoorbeeld een bijzondere compositie gespeeld samen met een professionele operazangeres.’’
Hebben jullie een vaste arrangeur of is het elke keer iemand anders?
‘‘Het is elke keer iemand anders en voor deze voorstelling zijn er verschillende invloeden uit verschillende landen, bijvoorbeeld Surinaamse en Afrikaanse muziek. Voor deze voorstelling heeft Michael Simon het arrangement gedaan. Vincent Henar was onze adviseur qua nummers.
Een van de drie projecten per jaar die we doen is een cross-over project, hierbij werken we samen met een andere discipline, dit jaar is dat spoken word. Vorige keer, bij de voorstelling De Onzichtbare Domtoren hebben we met een videograaf gewerkt die van de binnenkant van de domtoren beeld had gemaakt.’’
Jullie onderwerpen voor de cross-over projecten haken altijd aan Utrecht?
‘‘Vaak wel, we zoeken altijd wel een verbinding met de stad. We hebben ook een voorstelling gemaakt van onze eigen geschiedenis naar voren gebracht in een soort Alice in Wonderland stijl, deze voorstelling heette De Zucht van Zuilen. Toen hebben we het heden als startpunt gebruikt en zijn we 100 jaar de geschiedenis in gegaan. Wie was De Winter hebben we ook gedaan ter ere van mevrouw de Winter die een groot bedrag aan ons heeft nagelaten na haar overlijden. Het bleef altijd een mysterie wie zij was, dus daar hebben we ook een voorstelling over gemaakt. De voorstelling Selma ging over een vrouw uit Turkije die ging haar vriend achterna toen haar vriend als muzikant naar Nederland ging, ze reisden door Griekenland en de Balkan en daar kwamen ze muziek tegen, daar zat ook veel Turkse muziek bij. Fanfare te water, de watersuite van Zuilen was speciaal gecomponeerd voor de meer experimentele musici. We gebruikten daarbij water in de muziek, dus bijvoorbeeld spetteren om een bepaald metrum aan te geven.
Zo maken we elk jaar een theatrale voorstelling. Dat experimentele is wel kenmerkend voor ons, we zijn geen traditionele fanfare.’’
Zie je ook dat er ander publiek op afkomt doordat jullie cross-over projecten doen?
‘‘Ja we betrekken de makers vanuit het andere perspectief er heel erg bij, die brengen ook weer nieuw publiek mee. En we zoeken ze ook publiek op dat raakvlak heeft met het onderwerp. Het is ook niet zo dat ze dan blijven komen, maar we zijn wel bezig met diversiteit en inclusie. Dat gaat niet alleen over je publiek, maar ook zeker over de partners waar je mee samenwerkt. Wij worden er ook weer door geïnspireerd.’’
Waar gaat de voorstelling op 1 oktober over?
‘‘De aanleiding van de voorstelling is dat het dit jaar 150 jaar geleden is dat de slavernij is afgeschaft. Het boek Slavernij en de stad Utrecht kwam uit in 2021 en gaat over wat voor rol Utrecht had bij het slavernijverleden. Dat vonden we heel indrukwekkend en toen hebben we gekeken of we daar wat mee kunnen doen en of we onszelf daar ook iets over kunnen leren. Dat hele proces hebben we ook echt als fanfare meegemaakt, we hebben ook de stadswandeling gelopen om een concreter beeld te krijgen hoe het was in die tijd. In de voorstelling is Jasper Albinus de spoken word artiest. Jasper Albinus (1997) treedt al een aantal jaar op als dichter en spoken word artiest. In zijn werk maakt hij vraagstukken rondom identiteit, geschiedenis en politiek voelbaar. Soms staat hij op een festival, dan weer in het theater of hij levert een poëtische bijdrage aan een debat. Zo was hij te zien op Oerol, in de Melkweg en Stadsschouwburg Utrecht.
Hoe zijn jullie op de vorm spoken word gekomen?
‘‘We denken meerdere jaren vooruit over wat voor discipline we willen combineren. Spoken word is een discipline waar we nog niet eerder mee gewerkt hebben en waar we erg nieuwsgierig naar waren om mee samen te werken. Het was een zoektocht, we kwamen bij Jasper uit, omdat de burgemeester de excuses heeft uitgesproken, daarbij heeft Jasper ook een stuk spoken word gedaan. En ook omdat we uit veel leden bestaan, ontstaan er vanuit leden ook veel verschillende ideeën voor potentiële samenwerkingen. Nu kwam dit heel mooi bij elkaar in de thematiek, uiteindelijk zijn we bij een intieme voorstelling gekomen.’’
Welke muziek is er gekozen dat het verhaal op een passende manier ondersteund?
‘‘Danzón No. 2 is een modern klassiek werk, dat geschreven is voor een symfonie orkest, het heeft zijn oorsprong in Cuba waar altijd een mix van culturen is geweest. Het stuk heeft Franse en Spaanse koloniale invloeden, het is een mooi en uitdagend werk.
Nanga Palm is een Surinaamse klassieker die heel uitbundig is en ook gezongen kan worden bij een begrafenis of een bruiloft. We hebben ook een koraalbewerking, die stemmige uitdraagt van waar zijn we nou allemaal mee bezig met z’n allen. Een kerkgezang waar een arrangeur een compositie van heeft gemaakt. Het laatste stuk heet I hope in time a change will come dat is een stuk met jazz en Afrikaanse invloeden. Op 9 oktober 1965 kwam de Afro-Amerikaanse auteur James Baldwin in Utrecht luisteren naar componist, bandleider en jazzsaxofonist Oliver Nelson, een goede bekende van hem. Oliver Nelson speelde in de befaamde jazzkelder Persepolis die zich bevond in een werfkelder aan de Oudegracht, ter hoogte van de Hamburgerbrug. We dachten meteen hier moeten we iets mee, het kwam zo mooi samen. Michael Simon schreef dit prachtige arrangement speciaal voor het Zuilens Fanfare Corps. Het is een mooi hoopvol einde van de voorstelling.‘‘